Dit verhaal werd het niet …

zomerdromen illustratief v3

Zoals de meesten onder jullie intussen wellicht weten van mijn socials, kwam op 1 juni de zomerbundel Zomerdromen – waaraan ik heb meegewerkt – uit. Mijn verhaaltje daarin heet ‘(Festi)val voor mij’ en speelt zich (zoals je op basis van de titel al wel kan raden) af op een festivalweide.

Weetje: eerst had ik een volledig ander verhaal geschreven voor de bundel! Deze vond ikzelf achteraf niet zomers genoeg en viel ook bij de proeflezers wat minder in de smaak dan het verhaal over Esme de verpleegkundige en Geoff de Australische rocker. Toch wilde ik dat andere kortverhaal zeker niet naar de prullenmand verwijzen, omdat het gewoon wel echt een lief verhaaltje is. Jullie krijgen het hier gratis en voor niets voorgeschoteld! Ideaal voor een paar minuutjes escapisme van alles wat er momenteel gaande is in de wereld.

Hopelijk maakt het je natuurlijk extra nieuwsgierig naar onze bundel, die gevuld zit met nog veel leukere zomerverhalen! 3,99 euro voor vijftien verhalen is immers echt wel een koopje. Je steunt lokale auteurs én kan zelf even wegdromen naar vakantiebestemmingen die vanwege corona onbereikbaar blijven dit jaar. Zet Zomerdromen dus zeker op je Goodreads-TBR, we waarderen het enorm!

Veel leesplezier!


Ik swipe naar rechts en meteen heb ik er spijt van. Met je eerste liefje proberen matchen op Tinder, is dat niet erg wanhopig?

We waren amper zes toen we elkaar voor het eerst een kuis kusje op de wang gaven in het dennenbos achter ons zomerkampverblijf en nog niet eens twaalf toen onze wegen uit elkaar gingen omdat we de kampeerleeftijd ontgroeid waren. Net als mij is Tibe nu zesentwintig, maar waarschijnlijk is zijn type niet meer dat meisje met missende voortanden en twee stuiterende vlechtjes.

Tenminste, dat mag ik hopen!

Ik neem een slok van mijn ijskoude cocktail en net wanneer ik mijn smartphone wil wegstoppen om dit hele gedoe te vergeten, zoemt het toestel als een overenthousiaste kolibrie.

It’s a match.

Met ingehouden adem lees ik zijn bijhorende berichtje: “Zo, dat is lang geleden!”

Niet de origineelste openingszin, maar in ons geval wel de waarheid als een koe. Ik stuur snel terug. Als Sandrine me straks naar m’n kop geeft omdat ik de ‘minstens een uur wachten met reageren’-regel gebroken heb, pleit ik wel tijdelijke zinsverbijstering.

Of een zonneslag.

“Ja joh, da’s een understatement! Ik herkende je amper zonder dat Transformers-T-shirt van je. :-)”

Of je iemand nu al kent of niet, een grapje is altijd goed als ijsbreker. Al snel blijkt dat ook Tibe nog steeds een plaaggeest is: “En jij dan, met dat K3-stickerboek dat je overal mee naartoe sleurde.”

“Dat ben ik al lang ontgroeid hoor. Nu luister ik naar Samson en Marie. Veel volwassener.”

Terwijl ik aan mijn Sex on the Beach slurp, komt Sandrine weer terug van haar absurd lange toiletpauze. Nu ja, we zitten dan ook op een geïmproviseerd bonusterras dat nogal ver van de eigenlijke cocktailbar (en dus, de toiletten) ligt.

De bediening gebeurt via een mobiele bar, zodat de terrasjeshangers tenminste niet te lang dorst moeten lijden terwijl ze genieten van het uitzicht op het kanaal.

“Wat zit jij zo te grinniken?”

“Gewoon. Leuke match op Tinder.”

Ik vertel er niet bij dat we elkaar al kennen uit onze jeugd, want dan komt mijn beste vriendin vast weer met zo’n wijsheid af over geen oude koeien uit de sloot halen. Met een halve hersencel besef ik dat ik wel erg veel spreekwoorden met een koe erin hanteer vandaag, maar van zodra Tibe’s berichtje mijn hand doet meetrillen met m’n toestel, vervliegt de gedachte.

“Zullen we afspreken?” staat er.

Ik aarzel geen seconde: “Ja!”

***

Na enkele dagen heen en weer appen en herinneringen ophalen aan onze kindse kampeerdagen, is de dag van onze date dan eindelijk aangebroken. Het is de zomerequinox en de temperaturen staan nu al op standje broeikaseffect: zelfs het asfalt begint te smelten in de binnenstad.

Gelukkig loop ik nu in luchtigste jurkje weg van de zomerdrukte in het centrum. We hebben afgesproken om samen een wandeling te maken – dat deden we op kamp immers ook altijd.

Met z’n tweetjes. In het geniep.

“Trek stevig schoeisel aan”, stuurde hij zonet nog met een knipoog erachteraan. Maar in mijn wandellaarzen overleef ik het niet met 34 graden, dus ik heb ‘stevig schoeisel’ een beetje los opgevat. Comfy sandalen zullen vast wel voldoen. Toch?

Het is niet alsof we de Vesuvius gaan beklimmen.

Wanneer ik hem zie staan slaat mijn hart een tel over. Je eerste crush vergeet je niet, hoe jong je ook was. Wat zou ik dolgraag teruggaan in de tijd om mijn elfjarige zelve in d’r oor te fluisteren dat ik vijftien jaar later een date heb met Tibe Kuipers!

Kalm blijven, Ansje. Anders is je eerste date ook meteen je laatste.

Ik voel me absurd nerveus. Wat als er awkward stiltes vallen en dit langverwachte afspraakje eindigt op een sisser?

Dan zou mijn elfjarige zelve heel wat minder trots op me zijn …

Maar net terwijl ik het denk, zegt Tibe met geveinsde nonchalance “Ben jij die griet van Tinder? Anja? Annelies?” en weet ik dat het goed zal komen.

***

We kletsen honderduit over wat we al gedaan hebben in het leven en wat we nog willen doen. Al snel moet ik mijn waterflesje bovenhalen omdat mijn mond droog wordt van de combinatie babbelen, wandelen en hittegolf.

Ik bied hem een slok aan en het voelt zo natuurlijk, alsof we al jaren lief en leed (en waterflesjes) delen.

Nu mijn dorst gestild is, wil ik hetzelfde doen met mijn nieuwsgierigheid. Want Tibe heeft nog steeds niet onthuld wat onze eindbestemming is en intussen bevinden we ons al een flink eind van het stadscentrum.

Hier in de rand rond Traasdal is het groener en stiller, met paadjes die bossen en woonwijken met elkaar verbinden. Het is niet bepaald natuurschoon met een grote N, maar het is aangenaam en de aangeplante loofbomen bieden hoognodige verkoeling.

Ja, ik zou mezelf hier ooit wel zien wonen met een man en twee-komma-zes kinderen.

“Oké, ik heb je inderdaad wel lang genoeg in spanning gelaten”, begint hij. “Eén van mijn hobby’s die nog niet ter sprake is gekomen, is Urban Exploring.”

Hij haalt zijn fototoestel boven en voor ik het door heb, drukt hij af.

“Hé, ik wil niet op Facebook met m’n zweethoofd hoor.”

Hij toont me de foto op het kleine schermpje.

“Nieuwe Tinder-profielfoto. Sexy, toch?”

Zei hij nou sexy? Blijkbaar hebben mijn wangen ook last van het broeikaseffect.

Om het bloosmomentje te doorbreken, stomp ik hem vriendschappelijk op zijn schouder.

“Uhu. Vertel verder.”

“Ja, dus …”

Hoor ik daar ook iets van zenuwen in zijn stem? Zijn die zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd te wijten aan de warmte of aan iets anders?

“Ik verken verlaten gebouwen met mijn fototoestel en het leek me wel origineel om dat een keertje samen te doen, als date, gezien we vroeger ook zo vaak ontdekkingsreiziger speelden in het bos. Ik, eh, hoop maar dat je je avontuurlijke ziel nog niet verloren bent.”

Verrast kijk ik hem aan. Maar het is een fijn soort van verrassing.

Dit is wel eens wat anders dan al die Tinder-dates in drukke bars en restaurants, waarbij je aan het eind dan een beetje ongemakkelijk moet steggelen over wie welk percentage van de rekening betaalt.

Dus antwoord ik: “Mijn avontuurlijke ziel is alive and kicking, maar als ik het geweten had, had ik misschien wel een andere outfit aangetrokken.”

Ter illustratie neem ik de zijkanten van mijn jurk beet en wapper ik ermee als een ouderwets boerinnenmeisje op het dorpsfeest.

Tibe lacht.

“Ik had je toch die tip gegeven van het stevige schoeisel? Daar heb je zo te zien ook je laars aan gelapt. Of moet ik ‘je sandaal’ zeggen.”

“Hmm, goed punt. Laten we maar gaan dan. Mijn outfit en ik redden het wel.”

Met een blik van verstandhouding zetten we onze tocht verder.

***

Al snel ruilen we de residentiële buurt in voor een afgelegen stukje van Traasdal waar ik nooit eerder ben geweest. Ik voel me toerist in eigen stad en verbaas me over een oude waterput die begroeid is met paarse bloemen, over een achtergelaten wagen – zo te zien een antieke Volvo – waarin bijen zoemen, over een kasseien voetpad dat nergens naartoe lijkt te gaan.

“We zijn er”, verkondigt Tibe wanneer we een overwoekerd kerkhof bereiken. De grafstenen zijn zo oud dat de namen nog amper leesbaar zijn, maar de sfeer die er hangt is onmiskenbaar één van eeuwige rust.

Iets verderop zie ik de kerk staan – onze eindbestemming.

Klimplanten groeien doorheen de kapotte glas-in-loodramen en de klokken zijn jaren geleden al weggehaald. Door de gemeente of door metaaldieven, dat weet ik niet. Alleszins ademt alles hier uit dat er al in geen decennia meer iemand is geweest.

Het voelt best speciaal deze plek te ontdekken met mijn jeugdliefje-slash-Tinder-match, dus wanneer hij me zijn hand aanbiedt, neem ik die aan.

Samen hossen we door het hoge gras. Straks maar even mijn benen checken op teken, want met blote benen en open schoenen ben ik een vogel voor de kat. Het feit dat ik me voor ik vertrok heb ingesmeerd met zonnebrandcrème doet me vast nog extra aantrekkelijk ruiken voor al dat zespotige gespuis.

Hoe meer ik eraan denk, hoe meer ik voel kriebelen tegen mijn kuiten.

Niet aan denken, Ansje. Focus je liever op Tibe.

Tibe die mijn plakkerige hand in de zijne houdt alsof we nog steeds acht jaar oud zijn. Niet toevallig voel ik me als een stout kind wanneer hij even later een gigantische tang bovenhaalt uit zijn backpack en de ketting, die de kerkdeur al jaren gesloten hield, ermee openbreekt.

“Ehm. Hoe legaal is dat Urban Exploring van je eigenlijk?”

Mijn hart bonst snel, zelfs al verwachtte ik zijn antwoord al.

“Niet heel erg. Wil je terug? We kunnen ook gewoon naar de cinema gaan, of …”

“Ben je gek. We zijn niet helemaal hier naartoe gekomen om nu rechtsomkeer te maken.”

Bemoedigend glimlach ik hem toe. Niet omdat ik hem niet teleur wil stellen, maar omdat dit misschien wel het spannendste is dat ik ooit heb gedaan. Ik wíl het.

Wat zullen we vinden aan de andere kant van die enorme eiken deuren? Leegstand of bewaarde glorie?

Ook Tibe’s ogen fonkelen. We staan op het randje van een nieuwe ontdekking – hij en ik. Een geheime plek, net zoals we vroeger schuilden tussen de struiken en er een heel koninkrijk stichtten.

***

Het gekraak van de kerkdeur is luider dan een politiesirene. Bijna verwacht ik dat iemand ons zal betrappen, maar behalve de vogels zijn er geen toeschouwers te bespeuren.

Binnen is het donker en koel. Na de inspannende wandeling is dat een godsgeschenk – letterlijk en figuurlijk. Meteen voel ik mijn zweet opdrogen en mijn rode kop ontkleuren. Wanneer onze ogen gewend zijn aan het weinige licht, zie ik het altaar glimmen in de verte. Het is geen grote kerk, maar gezien de leegte lijkt het enorm.

“Kom, laten we kijken of er nog een voorraadje miswijn ligt.”

Tibe neemt m’n hand weer beet en sjort me voorwaarts.

“Op een eerste date al samen naar het altaar. Dit gaat me wel snel hoor, meneer Kuipers.”

Hij kijkt achterom met een grijns van oor tot oor.

Helaas is er geen druppel miswijn te bespeuren achter het altaar. Niet eens een droog pak hosties. Het enige wat we vinden is – gek genoeg – een rode biljartbal.

“Hoe zou die hier nou geraakt zijn?”

Tibe bestudeert het ding door het op en neer te werpen. Zelf kijk ik automatisch omhoog, naar het kapotte glas-in-loodraam dat ik eerder al opmerkte.

“Volgens mij is hij daarlangs gekomen.”

“Hah, dat zou wel eens kunnen! Je bent een natuurtalent, Ansje. Ik wist wel dat Urban Exploring helemaal jouw ding zou zijn.”

“Neem je niet al je dates mee naar verloederde kerkgebouwen dan?”

Hij haalt een schouder op: “Ook wel eens een leegstaand ziekenhuis of gesloten fabriek.”

Met een expressie van verontwaardiging doe ik alsof ik beledigd ben.

“En ik maar denken dat ik uniek ben!”

“Dat ben je ook. Eerlijk? Sinds mijn broer het urban exploren inwisselde voor geo-caching met zijn gezin, ben je de eerste die ik meeneem.”

Zijn bekentenis doet me gniffelen.

“Lach je me uit, Ans?” vraagt hij met humor in zijn stem, die echoot door de kerk.

“Beetje wel. Ik vind het gewoon grappig dat je er zo van overtuigd was dat ik dit leuk zou vinden, puur op basis van wat voor soort kind ik was. Ik bedoel, je had gelijk hoor, maar we zijn intussen wel zeventien jaar later. Het was een flinke leap of faith.”

Daar denkt hij even over na, nog altijd spelend met de biljartbal alsof die alle wijsheid van het universum in pacht heeft.

“Weet je, hoe ouder ik word, hoe meer ik teruggrijp naar de dingen die ik leuk vond toen ik een kind was. Je tienerjaren conformeer je door te rebelleren tegen al wat kinds is, maar toch volg je uiteindelijk gewoon wat populair is. Wat je vrienden of je favoriete bands en televisieprogramma’s je opdringen. En dan in je vroege twenties is er zoveel dat móét. Afstuderen en een permanente partner vinden, carrière maken en op eigen benen staan. Volwassen worden. Nu ik de dertig nader, herontdek ik dat ik de dingen die ik leuk vond als kind, eigenlijk nog steeds het liefste doe. Daardoor besef ik dat ik helemaal niet veel veranderd ben, en dus … Sorry, ik ratel maar wat.”

Zijn verlegen blik doet me smelten. Ik neem de biljartbal van hem over.

“En dus …”

“En dus keek ik er erg naar uit dat ene leuke meisje uit mijn kindertijd opnieuw te leren kennen. Oké, we zijn allebei onwijs veel veranderd, maar iets in de kern is ook gewoon hetzelfde gebleven. Is dat oneindig ver gezocht, voor een vent die net als Jan en Alleman op Tinder zit te swipen?”

Terwijl ik mijn duim over de krassen in de zware biljartbal laat glijden, denk ik na over zijn woorden.

“Nee, ik snap het. De adrenalinekick die ik kreeg toen je die ketting doorknipte en de deuren opengingen … De kern is inderdaad hetzelfde. En misschien heb je gelijk dat we nu weer dichter bij die kern zitten dan tien jaar geleden, toen het leven alleen maar bestond uit afstudeerstress en foute relaties.”

***

Terwijl Tibe wat kiekjes schiet van de kerk, besluit ik op eigen houtje de klokkentoren te verkennen. Een oude maar stevig gebouwde trap leidt me omhoog langs welig tierende klimop en witte spetters met hier en daar een grijs veertje in, die aangeven dat de lokale duivenpopulatie gretig gebruik maakt van de leegstand.

Wanneer ik een blik door het open schietraam halverwege de trap werp, zie ik in de verte donderwolken samenpakken. En nog niet zo’n beetje ook.

Shit, hoe kan dat nou? Voor we vertrokken was alles nog peis en vree op buienradar. Ik heb niet eens de kans om naar beneden te rennen om Tibe te waarschuwen alvorens het hitte-onweer in alle hevigheid losbarst: een regensluier daalt neer over ons geheime plekje en donder doet de fundamenten van de kerk daveren.

“Tibe!”

Ik ren naar mijn jeugdvriend toe, schrikkend van een lichtflits die het glas-in-lood in duizend kleuren uit elkaar doet barsten.

Hij spant zijn handen rond mijn bovenarmen om me te bedaren en kijkt me aan, zodat ik niet anders kan dan focussen op zijn ogen in plaats van het noodweer buiten.

“Ben je nog steeds bang van onweer?”

“Niet echt”, mompel ik beschaamd. “Als ik in mijn eigen appartementje zit vind ik het allemaal best, maar hier onder dat lekke kerkdak …”

Plasjes vormen zich rondom onze voeten.

“En als ik me niet vergis is die torenspits het hoogste punt in de omgeving. Het is dus helemaal niet irrationeel om bang te hebben voor onweer, tenzij je kickt op elektrocutie.”

We besluiten onszelf af te leiden van de storm door een potje ‘bowling’ te spelen met onze Dopper-waterflessen als kegels en de biljartbal als projectiel. Het is zo onnozel, maar we lachen ons te pletter. Al gauw is het geluid van de omvallende flessen luider dan het geluid van de donder, en zijn de enige flitsen die we nog zien die van Tibe’s camera.

***

Wanneer de binnendruppelende regen stilaan op een koude douche begint te lijken, zet Tibe met geoefend gemak de tent uit zijn survivalpakket op, zodat we erin kunnen schuilen.

“Een Urban Explorer moet op alles voorbereid zijn”, verklaart hij terwijl hij me een graanreep met appelsmaak toewerpt.

Ik knabbel erop terwijl we praten. Over onze familie en onze job, onze verste vakanties en onze zomerplannen, onze vorige relaties en onze meest ongemakkelijke Tinder-afspraakjes. Zo zat ik een keer in een escape room met een burgerlijk ingenieur die een schroevendraaier bij zich bleek te hebben en zat Tibe opgescheept met de kamergenote van zijn Tinder-match omdat die intussen alweer met haar ex verenigd was.

“De prijs voor meest originele first date kaap je alleszins met gemak weg”, geef ik toe. “Maar als ik je niet kende van vroeger had ik toch gepast, hoor. Deze plek is prima geschikt voor een moordpartij.”

“Heb ik even geluk dat je gelooft in mijn zachtaardige karakter.”

“Hoe kan het anders: ik heb je weten huilen om een vogeltje dat uit z’n nest gevallen was op kamp. Niet echt een psychopaat in spe. Bovendien laat ik Sandrine, da’s dus mijn beste vriendin, mijn iPhone tracken als ik op date ga met louche figuren zoals jij. En geloof me, die meid laat zich niet tegenhouden door een hitte-onweer als ik een S.O.S. verstuur.”

“Geen noodoproep geplaatst voorlopig?”

“Tenzij om me andere schoenen te brengen, is een interventie niet nodig. Maar je weet nooit: als je straks opbiecht dat je graag ananas op pizza hebt, moet het misschien alsnog.”

***

Enkele uren later wagen we het erop de kerkdeuren op een spleetje te openen. Het kerkhof is half verzopen en de terugtocht zal een drassige bedoening worden (die mijn sandalen wellicht niet overleven.

“Eerst nog even inpakken.”

Ik knik en volg Tibe naar het altaar, waarachter we de tent hadden opgezet. Ik sta even stil bij de geschiedenis van deze plek én de toekomst die ik misschien zou kunnen hebben met de man die langs me staat.

“Waar denk je aan?” vraagt die man; die jongen die ik ooit kende.

“Aan alle mensen die hebben gestaan waar wij nu staan. Voor huwelijken en begrafenissen, doopsels … Het voelt als een plechtige plek, zelfs na al die jaren verval.”

De stilte van de natuur omgeeft ons. Geen gedonder en getik meer van de regen, maar opnieuw vrolijke vogeldeuntjes en ritselende bladeren. Zomers en onbezorgd. Opeens steekt Tibe zijn hand naar me uit, pal over het altaar heen.

“Laten wij elkaar dan ook iets plechtig beloven, nu we toch hier zijn.”

“Dat klinkt hartstikke melig.”

Toch plaats ik mijn hand in de zijne – klaar om geschud te worden. Of zou hij me naar zich toetrekken voor een zoen? Is dat te vroeg? Wil ik dat al?

Hij is een knappe man met een goed hart, maar ik wil niets overhaasten. Niet met hem. Mijn zomerkampliefje.

Jeetje, het klinkt zo kinderachtig, maar one-night-stands en verkeerde venten heb ik inmiddels genoeg gehad. Ik ben klaar om weer wat ‘lief’ in de liefde te voelen.

“Oké, laten we plechtig beloven dat we elkaar deze zomer een kans geven. We kunnen pizza zonder ananas eten, een escape room doen zonder schroevendraaier, gaan zwemmen in de zee en miswijn drinken bij de zonsondergang. In het beste geval houden we er een nieuwe relatie aan over, in het slechtste geval blijven we oude vrienden. Wat zeg je daarop? Goed idee?”

Opgelucht dat ook hij niets wil overhaasten, dat deze waanzinnige date gewoon het begin van iets moois kan zijn zonder het hier en nu te moeten kick-starten als romantisch epos, knijp ik in zijn hand en schudden we erop.

Mijn smile wordt weerspiegeld op zijn lippen.

“Amen!”

Leave a comment