Gekochte dagen: Hoofdstuk 5

lazarus3

“Je bent echt een Lazarus”, flap ik eruit wanneer hij mijn hand loslaat.
Nou ja: ik laat hem los van de seconde dat ik het me realiseer, alsof ik een elektrische schok gekregen heb. Hugo glimlacht alsof hij deze reactie bijna gewend is, maar heeft zijn houding toch nog niet helemaal geperfectioneerd. Hij is dan ook nog niet erg lang wat hij is, als de geruchten kloppen. Misschien een maand of twee – hoogstens.
“Sorry, ik …” begin ik me automatisch te verontschuldigen als ik zie dat mijn woorden hem gekwetst hebben – hij ziet er al zo fragiel uit. Bleek en mager en letterlijk uit de dood herrezen.
Maar hij onderbreekt me: “Je hoeft je niet te verontschuldigen”, zegt hij lichthartig, al kan ik zien dat hij daar moeite mee heeft. Dan gebaart hij naar zichzelf op een manier van ‘tadaa!’ en zegt hij: “Guilty as charged.”
Shit zeg, hij geeft het gewoon toe.
Ik slik. Voel me misselijk. Maar ook een tikkeltje geïntrigeerd.
En dat is oké, beslis ik snel. Volgend jaar ga ik per slot van rekening Biochemie studeren. De middeltjes die ze in een Lazaruslabo gebruiken doen niet meer of minder dan hetgeen ik binnen enkele maanden in al z’n facetten ga bestuderen in Vrijsdene: chemische reacties uitlokken die een overleden wezen weer tot leven kunnen wekken. Het is allemaal gewoon chemie.
Misschien kan ik een voetje voor hebben in mijn opleiding, als ik nu gewoon even met hem klets en alvast over mijn angst voor de Lazarussers kom.
“Ga je nog binnenkomen, of …”
Ik focus me weer op de Lazarusjongen voor me. Donkerblauwe ogen. Lichtbruin haar dat vrij warrig staat. Een antracietgrijze sjaal die een overgesneden keel verbergt …
Neen, hem de hand schudden, dat kon ik nog net. Dat deed ik puur uit beleefdheid. Maar als het waar is wat ze zeggen, en dit inderdaad de grootste Lazarusfamilie van de Benelux is, lijkt het me geen slim idee om op zijn uitnodiging in te gaan.
Maar dan voel ik het gladde oppervlak van de polaroidfoto weer onder mijn duim en herinner ik me waarom ik hier ben, al lijkt het terugwinnen van de nachtkijker van Alvadors stiefpa niet hetgeen te zijn dat me over de drempel haalt. Eerder het idee dat mijn afwijzing deze vermoorde jongen zou kwetsen.
Zijn eigen  vader heeft hem van het leven beroofd – hem en al zijn broers en zussen, zelfs z’n moeder. Zijn leven was waarschijnlijk al moeilijk genoeg zonder dat een willekeurig meisje op zijn stoep de kwezelachtige trut kwam uithangen.
Ik staar onvrijwillig naar zijn bedekte hals terwijl ik antwoord: “Euh, ja, oké, even dan. Maar een vriendin komt me binnen een kwartier oppikken, dus, euh, ja.”
Dat is een leugen natuurlijk, maar als ik dadelijk even een secondje heb om Milly te sms’en, ben ik er zeker van dat ze zal komen opdagen als mijn excuus om weg te moeten. Ik hoop ook dat het als een afweer werkt als deze Lazarusjongen ongewenste plannen met mij en/of mijn bloed zou hebben. Maar neen, daar moet ik eigenlijk niet om vrezen, realiseer ik me snel. Toch niet met zijn oude knaai van een tante en kleine zusje in huis? Wat denk ik eigenlijk dat Lazarussers doen met bezoek? Ze uitnodigen op de thee tijdens een aderlating? Belachelijk. Ik stel me aan.
Ik stap naar binnen langs Hugo heen en drentel in de gang, duidelijk op m’n ongemak. Mijn afgetrapte camelkleurige enkellaarsjes lijken bovendien hopeloos underdressed op het geboende parket dat onder mijn vuile zolen ligt te blinken.
Het is hier best warm, maar wanneer ik aanstalten maak om mijn sjaal uit te doen, bekruipt een ongemakkelijk gevoel me en houd ik hem aan. De handeling verberg ik met een haal die mijn lange lokken over mijn schouder drapeert.
Dadelijk lijkt het nog alsof ik aan het flirten ben.
Delani, you’re overthinking this! schreeuwt een schriel stemmetje in mijn hoofd. Ik beeld me in dat Tinkerbell me met een miniscuul elfenknuppeltje op mijn kop slaat.
“Dus …” begint Hugo, zijn handen in zijn zakken. Ik merk nu pas op dat hij geen schoenen draagt, maar lichtgrijze sokken. Mijn moeder zou me misschien ook wel de keel oversnijden als ik met bleke sokken door het huis liep en ze zo onherroepelijk vuil maakte.
Shit! Heb ik dat nu echt gedacht?
Ondanks de maalstroom die door mijn gedachten raast, zeg ik hem alleen maar na: “Dus …”
“De nachtkijker?” levert de jongen behulpzaam aan.
“Ja!” reageer ik net iets te enthousiast. “Ja, die moet ik echt terug hebben. Niet van mij, namelijk.”
“Van je vrienden?”
“Euh, ja. De stiefvader van een vriend, om precies te zijn.”

Hugo rondt het gesprek op de gang – dat van mij echt een 3000 op de schaal van Awkward krijgt – af met een dunlippig lachje en gaat me voor naar een smaakvol ingerichte zitruimte, die ietwat gedateerd maar wel huiselijk aanvoelt. Overal van die kleine, eikenhouten tafeltjes met stoffen doekjes en fotokaders of bloemenvazen op.
Alsof hij mijn gedachten kan aanvoelen, zegt hij: “Dit is het huis van mijn groottante.”
Ik knik en ga neerzitten op de beige, lederen sofa wanneer hij daartoe gebaart. “Ja, dat dacht ik al. Ze is de zus van je, euh, oma?”
“Opa”, antwoord hij zonder een tel te missen. “Mijn grootouders zijn vrij jong gestorven – auto-ongeluk in Spanje, op vakantie – en zijzelf heeft nooit kinderen gehad, dus ze heeft zo’n beetje de rol van oma op zich genomen voor mijn en m’n siblings.”
“Ja, euh, je hebt er nogal wat, heb ik gehoord.”
Hij gaat op het uiterste randje van de ligfauteuill tegenover me zitten alsof hij bang is om kreukels in het leer te maken. Hij vouwt zijn dunne spinnenhanden voor zich, losjes rustend tussen zijn casual uit elkaar geplaatste benen terwijl hij op zijn voorarmen steunt en me aankijkt.
“Sophie heb je al ontmoet, zij is elf – beetje balletgek momenteel, zoals je ziet. Mijn andere zus – tweelingzus, om precies te zijn – heet Carla, ze was mijn danspartner toen we nog …”
“Oh, je bent deel van een tweeling?” onderbreek ik hem nogal overenthousiast. Way to play it cool, Delani. “Neen, ik, euh, mijn broertjes zijn ook een tweeling, wou ik maar even zeggen”, vul ik onhandig aan.
“Oh, leuk. Hoe oud zijn ze?”
“Vier. En een half. Ze heten Fred en Georgey.”
“Zijn je ouders Harry Potter-fans misschien?” grijnst hij goedgehumeurd wanneer hij de namen herkent – daarvoor krijgt hij alvast pluspunten. ‘Ben ik hem dan scores aan het geven?’ bedenk ik me intussen. ‘Op wat dan?’
Schoorvoetend moet ik toegeven dat ik als grote zus hun namen heb gekozen: “Tja, ik was 12 en zat heel hard in een Harry Potter-fase. Maar euh, genoeg over mij, jij hebt ook nog broers geloof ik?” probeer ik het gesprek zo onopvallend mogelijk weer terug te brengen naar het moment voor mijn onderbreking.
“Jep, twee oudere broers: Laurent en Victor.”
Ik onderdruk een grapje over Victor Krum.
“Wow, full house”, zeg ik in plaats daarvan.
“Het kan soms behoorlijk … crowded zijn, ja. Zeker aangezien we niet …” Hij lijkt zich dan te betrappen op iets en staat bruusk op. Volgens mij wou hij zeggen: zeker gezien we niet uit huis mogen door de dag. “Maar goed, je bent hier vermoed ik niet om mijn familieboom te bestuderen. Ik zal je nachtkijker gaan halen.”

Van de seconde dat Hugo de zitkamer verlaat, voel ik me als een lammetje in het hol van de leeuw. Des te meer wanneer ik hem de trappen naar boven hoor nemen en zijn groottante vanuit een andere kamer verschijnt: “Thee?” vraagt ze kortaf.
Ik schud haastig van neen, te bang van dat krasse oude besje om luidop te antwoorden. Ze ziet eruit alsof ze graag nitroglycerine in plaats van suiker zou aanbieden als zoetmiddel.
“Goed”, zegt ze snippig, en verdwijnt weer die andere kamer in.
Ik herinner me dat ik Milly nog moet smsen en typ zo snel als mijn vingers kunnen dat ze asap naar het Lazarushuis moet komen. Ze heeft haar voorlopig rijbewijs sinds vorige maand en haar ouders laten haar toe de gezinsauto te gebruiken zolang ze geen andere mensen vervoert. Dit is een noodgeval. De ‘geen passagiers’-regel van haar ouders (oké, en van de wet) moet dat maar even begrijpen.

Hugo komt net weer de zitruimte binnen wanneer ik van Mily een smsje terugkrijg met de boodschap ‘ETA: 5 min’. Ik voel me merkbaar relaxter nu ik weet dat mijn exitstrategie verzekerd is.
“Alsjeblieft”, overhandigt Hugo me de nachtkijker zonder gedoe. Ondanks het feit dat Hugo er aardig genoeg uitziet en zich best normaal gedraagt voor iemand die uit de dood is opgewekt, vreesde een klein bevooroordeeld deeltje van me nog steeds dat hij de nachtkijker alleen maar zou teruggeven in ruil voor een halve liter van mijn maagdenbloed, of zoiets.
“Dankjewel, echt waar”, zucht ik dankbaar terwijl ik de nachtkijker opberg in mijn handtas. Milly kan nu elk moment aankomen en ik zou moeten afronden. Maar nu ik de nachtkijker weer in mijn bezit heb, kan ik het niet helpen om weer aan die nacht te denken.
De polaroidfoto ligt intussen vergeten op één van de houten tafeltjes. Moet ik die meenemen of achterlaten? Op een verknipte soort van manier zou ik het wel leuk vinden als hij mijn foto bij zou willen houden, als een soort van … aandenken. Of misschien is dat wat seriemoordenaarstrofee-achtig?
“Hugo … Het spijt me van … die nacht. We hadden hier niet mogen zijn. Het waren mijn vrienden, zij …” Dat is een excuus dat ik zo vaak gebruik – tegen ouders, tegen leerkrachten, tegen mezelf – dat het even duurt vooraleer ik besef dat het in dit geval een onversneden leugen is. Niks te ‘mijn vrienden’, want het was mijn idee. Great, nu voel ik me nog rotter.
“Zit wel goed. Je bent niet de enige trouwens.”
Ik frons. “Hoe bedoel je?”
Hugo haalt een resem verfromfraaide kiekjes uit een lade. Zeven polaroids van groepjes jongeren net als ons, sommigen jonger, sommigen ouder, die in de tuin van deze familie rondsluipen met verrekijkers en fototoestellen, filmende smartphones en tablets. En dan nog een achtste kiekje van een riooljournalist van de lokale krant die hetzelfde doet – even schaamteloos als de tieners die tenminste nog het excuus van jeugdige onbezonnnenheid kunnen aanhalen.
Ik slik voorbij mijn diepgewortelde schaamte en voel mijn wangen gloeien, mijn handpalmen glibberig worden: “Damn, dat is … echt niet cool. Ik had geen idee.”
“De meeste mensen hebben er inderdaad geen idee van.” Hij staat op terwijl Milly buiten toetert, stapt naar de gang en opent de voordeur voor me. “Maar jij nu wel.”
Ik stap naar buiten en hij sluit de deur voor ik een repliek kan bedenken.

One thought on “Gekochte dagen: Hoofdstuk 5

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s